Ik heb lang gezwegen. Uit angst voor ongemak bij anderen, uit de wens de perfecte dochter te zijn, de perfecte vrouw, de perfecte moeder. Het brave meisje dat niet te veel vraagt, niet te veel zegt, niet te veel eist.
Maar rouw vraagt ruimte. En juist bij babyverlies is die ruimte er nauwelijks. Er is geen ritueel, geen kraamzorg, geen verlof, geen woorden. Er is stile, en soms goedbedoelde zinnen die vooral bedoeld zijn om de ander gerust te stellen. 'Je bent nog jong.' 'Er komt vast een volgende.' Alsof dit verdriet tijdelijk is, vervangbaar.
Ik de weken en maanden na Tommie's dood merkte ik hoe klein ik mezelf maakte. Ik glimlachte op kraambezoek, terwijl ik vanbinnen brak. Ik ging op vakantie en speelde mee, alsof het ontspanning was. Ik liet familie zwijgen op zijn verjaardag, omdat ik niet de confrontatie durfde aan te gaan.
En ik zag hoe het niet alleen mijn verhaal is. Hoeveel vrouwen verzwijgen hun miskramen op het werk, bang voor ongebrip. Hoeveel zelfstandige moeders hebben nauwelijk verlof. Hoe vaak de zorg hun intuitie negeerde en hun verdriet onzichtbaar maakte.
Misschien is dat wel de diepste wond: dat de liefde die je voelt voor je kind niet wordt weerspiegeld in de ruimte die de samenleving je geeft om te rouwen.
Ruimte innemen betekent daarom meer dan overleven. Het is schrijven, praten, herinneren. Het is de stilte doorbreken, ook als je stem trilt. het is zeggen: hij bestond , ook al vindt de wereld dat lastig.
Het gaat niet allen om mij. Het gaat om ons. Om alle vrouwen die hun verhaal hebben ingeslikt, omdat er geen plek voor leek te zijn. Om alle moeders die een miskraam kregen en toch de volgende dag weer naar hun werk gingen.
Door te schrijven neem ik ruimte. Voor Tommie, voor mezelf, voor al die anderen. Want verdriet dat geen plek krijg, maakt ook vrouwen kleiner.
Dat is waarom ik dit doe: niet kleiner worden, maar groter. Ruimte innemen. Voor mij, voor hem, voor ons allemaal.